Een op de tien mensen in de wereld heeft een beperking. De meeste van hen wonen in een ontwikkelingsland. Zij horen tot de armsten in de wereld. Armoede en gewapende conflicten zijn de belangrijkste veroorzakers van beperkingen. Beperkingen kunnen zowel van lichamelijke als geestelijke aard zijn.
Mensen met een beperking hebben vaak geen toegang tot gezondheidszorg, onderwijs en werk. In veel ontwikkelingslanden wordt een kind met een beperking bovendien gezien als een vloek of een straf van God. Ouders die dat geloven, houden hun kinderen zoveel mogelijk thuis, waar niemand ze kan zien.
De Verenigde Naties hebben daarom in 2006 een speciaal verdrag voor de rechten van mensen met een beperking opgesteld: het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH). Het verdrag moet het mogelijk maken dat mensen met een beperking zonder al te veel problemen een gewoon leven kunnen leiden, kunnen studeren of werken en een gezin kunnen stichten. Op 14 juni 2016 is het Verdrag in ons land officieel bekrachtigd (geratificeerd). Dat betekent dat het verdrag vanaf die datum ook in Nederland geldt.